D’un jar­ret je fais un bouillon
étends le chif­fon sur le balcon

regarde !
le laiti­er du lait entier
le kiosquier du kiosque
la marchande du marché

les enfants de l’école
les filles du babillage
sur le quai
(des bateaux voguent dans leur visage)

je me retourne
la cham­bre me serre la main
la table se lève
la radio se pré­cip­ite de l’autre côté
aux armes ! etc.

les poètes du pays
nouent leur langue
les pein­tres de la Hollande
lient la lumière
aux écharpes de vétérans

un mégot brûle sur l’appui d’une fenêtre

regarde !
la poésie assise
sur une chaise à une table sous une lampe

la poésie est un contre-interrogatoire.

 

Tra­duc­tion Daniel Cunin

 

Wat een geluk

 

Ik trek bouil­lon van een schenkel
sla de stof­doek uit op het balkon

kijk!
de bakker van het gebakken brood
de kran­ten­man van de kranten
de mark­tvrouw van de markt

de kinderen van school
de meis­jes van het gekwetter
op de kade
(schep­en varen in hun gezicht)

ik draai me om
de kamer schudt mijn hand
de tafel staat op
de radio holt naar de overkant 
aux armes! etc.

de dichters van het land
knopen hun tongen
de schilders van Holland
binden het licht
op de sjaals van oudgedienden

een peuk brandt op een vensterbank

kijk!
poëzie zit
op een stoel aan een tafel onder een lamp

poëzie is een kruisverhoor.
 

image_pdfimage_print